Schola Catharina

  

Geschiedenis


 

Zoals onze literatuurgeschiedenis begint met het tijdloze meesterwerk van Homerus (de Illias en de Odyssee), zo begint onze muziekgeschiedenis met het tijdloze 'meesterwerk' Gregoriaans; muziek die dankzij haar onomstreden muzikale en liturgische waarde, de eeuwen getrotseerd heeft. (... 'één van de grootste rijkdommen van de westerse beschaving'  .....  'een zangrepertoire waartoe enkele van de meest edele melodieën aller tijden behoren.'  *) )

Bloeiperioden van de Kerk zijn steeds gepaard gegaan met bloeiperioden van het Gregoriaans.

 

Gregoriaans is de oudst bekende Christelijke kerkmuziek die, ontstaan in de eerste eeuwen van het Christendom, haast als vanzelfsprekend de Joodse traditie in zich opgenomen heeft, zowel muzikaal als tekstueel:  het overgrote deel van de teksten bestaat immers uit psalmen. En wat betreft het muzikale deel: men neemt aan dat het gregoriaans ontstaan is uit het, in de synagoge gebruikelijke, cantileren of reciteren van teksten: dat is het op een enkele toon voordragen. Het gregoriaans is vervolgens steeds rijker versierd (waarschijnlijk volgens vaste patronen, waardoor bepaalde formules regelmatig voorkomen: dat wordt 'centonisatie' genoemd).

 

De Hebreeuwse woorden 'Amen' en  'Halleluia' zijn nog overblijfselen van de Joodse oorsprong van de liturgie. Al vrij snel wordt de liturgische taal echter Grieks. Als de christenen uit de synagoge gezet zijn, en meer en meer aanhang krijgen buiten de Joodse gemeenschap, nemen ze ook steeds meer de taal aan die op dat moment de internationale voertaal is: het Grieks. Ook daarvan bestaat nog een duidelijke rest in de huidige liturgie, 'Kyrie eleison' is Grieks (Heer ontferm u).

Als vervolgens Rome het centrum van het christelijk geloof wordt, wordt de liturgische taal het Latijn. En dan ontwikkelt zich, binnen de liturgie, het Gregoriaans. In tegenstelling tot andere muziek is het Gregoriaans dus niet 'gecomponeerd voor gebruik in de liturgie', maar is 'afkomstig uit de liturgie', is zelf liturgie.

Deze zang is in de eerste plaats verkondiging van het Woord. Het gaat om de tekst en zijn inhoud. We vinden dan ook zeer veel tekst-expressie in het gregoriaans, terwijl het geen vast metrum heeft. Het is 'vrij-ritmisch', en gecomponeerd op proza  (niet op poëzie, wat gebruikelijk was in de klassieke oudheid).

 

 

Paus Gregorius de Grote, geïnspireerd door de Heilige Geest (afgebeeld als duif op zijn schouder)

 

In tegenstelling tot wat velen denken is het Gregoriaans geen 'monnikenzang"! Het Gregoriaans is ontwikkeld in de parochies van Rome.  Monniken hebben wel,  door het beoefenen ervan en vooral door het op schrift stellen, een belangrijke bijdrage geleverd aan het behoud en de verspreiding van het Gregoriaans.

 

Rond het jaar 600 bestond er reeds een veelheid van melodieuze gezangen (het zogenaamde 'vieux fond'). Toch is de naam van Paus Gregorius de Grote (590-604) er later aan verbonden: hij zou de melodieën ingegeven hebben gekregen door de Heilige Geest (daarom wordt hij afgebeeld met een duif op zijn schouder, de duif is het symbool van de Heilige Geest). In ieder geval zoveel is zeker: hij heeft in Rome een koorschool gesticht, en zijn invloed is blijkbaar dusdanig geweest dat de muziek later zijn naam is gaan dragen.  Overigens hebben pausen zich steeds uitgesproken over wat wel en niet toelaatbaar is in de liturgie, en zo een doorslaggevende invloed uitgeoefend op de bevordering van het Gregoriaans; zij hebben begrepen dat melodie zeggingskracht geeft aan de tekst.

Gedurende de hele Middeleeuwen is men beducht geweest het 'zuivere gregoriaans' te bewaren. Dat dat goed lukte moge blijken uit het feit dat, als de verschillende kloostertradities vanaf de tiende eeuw ieder op geheel eigen wijze de gezangen (tot dan toe mondelinge overdracht) gaan noteren,  de onderlinge verschillen bij nadere bestudering miniem blijken te zijn. 

 

Deze gregoriaanse gezangen nu, vormen ook de basis voor de latere meerstemmigheid; de hele westerse muziektraditie is er uit voortgekomen. 

Heleen Keller.

 

 

*)  Citaat uit: 

De Geschiedenis van de Westerse Muziek, Donald J. Grout en Claude V. Palisca, p.35-36.

1988 W.W. Norton & Company Inc. ISBN 90-254-0332-8

 

 




Home