Schola Catharina



6e zondag na Pinksteren

Introitus (Ps. 27, 8-9)
Dominus fortitudo plebis suae, et protector salutarium Christi sui est: salvum fac populum tuum, Domine, et benedic hereditati tuae, et rege eos usque in saeculum. De Heer is de sterkte van zijn volk, en de beschermer van het heil van zijn Gezalfde: bewerkstellig het heil van uw volk, Heer, en zegen uw erfdeel, en wees koning over hen tot in eeuwigheid.
Tussenzang (Ps 27, 1):
Ad te Domine clamabo, Deus meus ne sileas a me: nequando taceas a me, et assimilabor descendentibus in lacum. Tot U Heer zal ik roepen, mijn God, opdat Gij niet stil bent jegens mij: dat Gij niet zwijgt jegens mij, en ik wordt als hen die in de groeve afdalen.
Graduale (Ps. 89, 13.1)
Convertere Domine aliquantulum, et deprecare super servos tuos. Domine, refugium factus es nobis, a generatione et progenie. Keer U om, Heer, een beetje maar, en verhoor uw dienaren. Heer, een toevlucht bent U geworden voor ons, van geslacht tot geslacht.
Alleluia (Ps. 30, 2.3)
Alleluia. In te Domine speravi, non confundar in aeternum: in tua iustitia libera me, et eripe me: inclina ad me aurem tuam, accelera ut eripias me. Alleluia. Alleluia. Op U, Heer, heb ik gehoopt, ik zal niet in verwarring gebracht worden in eeuwigheid; in uw rechtvaardigheid bevrijd mij, en ontruk mij aan de nood; neig uw oor naar mij, haast U opdat U mij verlost. Alleluia.
Offertorium (Ps. 16, 5-7)
Perfice gressus meos in semitis tuis, ut non moveantur vestigia mea: inclina aurem tuam, et exaudi verba mea: mirifica misericordias tuas, qui salvos facis sperantes in te, Domine. Vervolmaak mijn schreden op uw paden, opdat ik rechte wegen ga; neig uw oor, en hoor mijn spreken; doe de wonderen van uw barmhartigheid, Gij die het heil bewerkt van hen die op U hopen, Heer.
Communio (Ps. 26, 6)
Circuibo et immolabo in tabernaculo eius hostiam iubilationis: cantabo et psalmum dicam Domino. Rondgaan zal ik, en offeren zal ik in Zijn tent een vreugde-offer; ik zal zingen en ik zal een psalm voordragen voor de Heer.
Tussenzang (Ps. 26,1):
Dominus illuminatio mea, et salus mea: quem timebo? De Heer is mijn licht, en mijn heil: wie zou ik vrezen?