Schola Catharina



4e Zondag na Pinksteren

Introitus (Ps. 26, 1-2)
Dominus illuminatio mea, et salus mea, quem timebo? Dominus defensor vitae meae, a quo trepidabo? qui tribulant me inimici mei, infirmati sunt, et ceciderunt. De Heer is mijn verlichting, en mijn heil, wie zal ik vrezen? De Heer is de verdediger van mijn leven, waarvoor zal ik bang zijn? Wie tegen mij opstaan als mijn vijanden, zij zijn zwak, en zij zijn reeds gevallen.
Tussenzang (Ps. 26, 3):
Si consistant adversum me castra: non timebit cor meum. Al bleven belagers rondom mij heen: mijn hart zal niet vrezen.
Graduale (Ps. 78, 9-10)
Propitius esto Domine peccatis nostris: ne quando dicant gentes: Ubi est Deus eorum? Adiuva nos, Deus salutaris noster: et propter honorem nominis tui Domine, libera nos. Wees genadig Heer jegens onze zonden, opdat de heidenen niet zeggen: Waar is hun God? Help ons, God van ons heil, en vanwege de eer van uw Naam Heer, bevrijd ons.
Alleluia (Ps. 9, 5.10)
Alleluia. Deus, qui sedes super thronum, et iudicas aequitatem: esto refugium pauperum in tribulatione. Alleluia. Alleluia. God, die zetelt op de troon en oordeelt naar rechtvaardigheid, wees een toevlucht voor de armen in hun ellende. Alleluia.
Offertorium (Ps. 12, 4.5)
Illumina oculos meos, ne quando obdormiam in morte: ne quando dicat inimicus meus: Praevalui adversus eum. Verlicht mijn ogen, opdat ik de doodsslaap niet zal ingaan; opdat mijn vijand niet zegt: ik heb over hem getriomfeerd.
Communio (Ps. 17, 3)
Dominus firmamentum meum, et refugium meum, et liberator meus: Deus meus, adiutor meus. De Heer is mijn vastheid, en mijn toevlucht, en mijn bevrijder; mijn God, mijn Helper.
Tussenzang (Ps. 17, 3c):
Protector meus et cornu salutis meae, et susceptor meus. Mijn beschermer en mijn hoorn des heils, en mijn verheffer.