2e Zondag na Driekoningen
|
|
|
Introitus (Ps. 65. 4) |
|
|
|
| Omnis terra adoret te, Deus, et psallat tibi; psalmum dicat nomini tuo, Altissime. | | Laat heel de aarde U aanbidden, Heer, en psalmen zingen voor U; moge een psalm klinken voor uw Naam, Allerhoogste. | |
| | | Tussenzang (Ps. 65, 1): | |
| Iubilate Deo omnis terra: Psalmum dicite nomini eius, date gloriam laudi eius. | | Jubelt voor God heel de aarde: Zingt een psalm voor Zijn naam, geeft Hem de eer van een loflied. | |
|
|
Graduale (Ps. 106, 20.21) |
|
|
|
| Misit Dominus verbum suum, et sanavit eos: et eripuit eos de interitu eorum. Confiteantur Domino misericordiae eius: et mirabilia eius filiis hominum. | | De Heer heeft zijn woord gezonden en hen genezen; en Hij heeft hen aan hun ondergang ontrukt. Laten zij de Heer danken wegens zijn barmhartigheid, en wegens zijn wonderdaden voor de kinderen der mensen. | |
|
|
Alleluia (Ps. 148, 2) |
|
|
|
| Alleluia. Laudate Deum omnes Angeli eius: laudate eum omnes Virtutes eius. Alleluia. | | Alleluia. Looft God, al zijn Engelen; looft Hem, al zijn hemelmachten. Alleluia. | |
|
|
Offertorium (Ps. 65, 1.2.16) |
|
|
|
| Iubilate Deo universa terra: iubilate Deo universa terra: psalmum dicite nomini eius: venite et audite et narrabo vobis, omnes qui timetis Deum, quanta fecit Dominus animae meae, alleluia. | | Juicht voor God heel de aarde; juicht voor God heel de aarde; zingt een psalm voor Zijn naam. Komt en hoort en ik zal u verhalen, gij allen die God vreest, hoeveel de Heer gedaan heeft voor mijn ziel, alleluia. | |
|
|
Communio (Joh. 2, 7-11) |
|
|
|
| Dicit Dominus: Implete hydrias aqua et ferte architriclino. Cum gustasset architriclinus aquam vinum factam, dicit sponso: Servasti vinum bonum usque adhuc. Hoc signum fecit Iesus primum coram discipulis suis. | | De Heer zegt: Vult de kruiken met water en brengt ze naar de tafelmeester. Als de tafelmeester geproefd heeft van het water dat wijn geworden is, zegt hij tegen de bruidegom: U heeft de goede wijn tot nu bewaard. Dit was het eerste teken dat Jezus deed temidden van zijn leerlingen. | |
| | | Tussenzang (Ps. 65, 1-2): | |
| Iubilate Deo, omnis terra, Psalmum dicite gloriae nominis eius, glorificate laudem eius. | | Jubelt voor God heelde aarde: Zingt een psalm ter ere van Zijn naam, vereert Zijn roem. | |
|
|